|
Historische Kring Bemmel
|
Terug naar bronnen

| |
Bronnen: Leenakteregister: 86a. BEMMEL.
Het adelijck huys ende havesaet genoemt den Pol, met de annexe getimmeren, boomgaarden, hoven, plantagiën, visscherijen
ende alle ap-ende dependentien van dien; item den hogen ende legen Beringen daer annex, bestaende in het Hooch naest den Pol,
in de lege weide ende in twee stucken boulants naest deselve weide, voorts alle de huysen ende daerbij gehoorende hoven
op den Polschen camp in het suyden, ende voorts naer het noorden op het Hooch ende teinden van den volgenden uytwech
daerop staende, mitsgaders het boulant met den uytwech aen de Fioel in de gemeine straet uytgaende, soo van de
custerye tot Bemmel, alsoock huys ende hofstadt met annexen hoff ende bomgaert liggende naest de weide genoemt
den Loacker, onder het voorige neffens het daeraen liggende boulant mede begrepen, soo van Jan Harmans door die
naer te benoemen echteluyden aengecocht is; gelijck al hetselve in haer voren ende bepaelingen van outs ende nu ter
tijt gelegen is onder ampte van Overbetuwen, karspel van Bemmel, paelende oost het weiken ende boulant van de
weduwe Taxis ende de gemeine straet, suydt de Loostraet, west de hofstede van wijlen den onderscholt tot Bemmel
ende de lieutenants Lindens lant ende de Bagijnenweide, toecomende het clooster van der Hunnepel, ende noortwaerts
Herbert van Linden, heer tot Serooskerken, met den anderen in alles omtrent seven off achtentwintich margen, nevens
de onderleenen daer onder te maecken is; tot een leen, ten Zutphenschen rechten leenroerich, van vrij allodiael goet
opgedraegen tegen vrijinge van een weert in den Rijcke van Nimmegen in de Oey gelegen1), ende weder te leen ontfangen
bij
Cornelis van Bronckhorst tot de Poll, amptman ende richter in Overbetuwen, ende vrouwe Agnes van Asewijn,
echteluyden, den 6 Junij 1665.
Cornelis van Bronckhorst laet sijne dispositie approberen, den 31 Martii 1671.
Eustachius van Bronckhorst tot de Pol beleent als erfgenaem ende uyt cracht van de dispositie sijnes vaders Cornelis, den 19 Junij 1671.
Idem laet sijnes vaders dispositie registreren, den 15 Augusti 1671.
Idem tuchticht sijn vrou Margareta van der Cappellen in dit leen haer leven lanck, den 28 November 1691.
Idem laet approberen de huwelijxvoorwaorden tussen hem ende vrouwe Margareta van der Capellen opgerigt de dato den 14 Mey 1680, alsmede het verbant daerbij gedaen ofte beding van 50.000 gl. tot profijt van de langstlevende, ende de 7000 gl. voor fijne paerlen en 8000 gl. voor silver servies, tugtigt deselve haer leven lang onwederroepelijk en laet vervolgens de gem. huwelijxvoorwaerden van woorde tot woorde registreren, den 7 Febr. 1696.
Margareta van der Capelle, douagere en boedelhouderse van Eustatius van Bronkhorst, ongepraejudicieert al haer regt, beleent, 30 Sept. 1697.
Maria Gijsberta van Bronkhorst, erve haers broeders Eustacius, beleent, den 30 Maert 1698. Thomas Pels is hulder.
Eadem stelt tot haren hulder en doet eet verniwen door haer man Adriaen van Heerd, den 6 Decemb. 1699.
Eadem, na afsterven haers mans endo hulders, doed eed verniwen door Dr. Jacob Goets, substitut momber, 26 Junij 1717.
Eadem laet haer besloto dispositie approberen, eodem die.
Heilwig van Bronkhorst, weduwe van Thienen, laet registreren het testament van Maria Gijsberta van Bronkhorst, wed. Heerd, 5 Mey 1724.
Eadem, erfgenaem universeel ex testamento haers susters Maria Gijsberta van Bronkhorst, douariere Heerd, beleent, 21 Julij 1725. Het adelijke huis en havesate den Pol en Beringen, bestaende in een hegt en schoon kasteel met sijn annexe stallingen, koetshuis, orangerie, tuynmanshuis, bakhuis, neffens sijn verdere appartementen, toebaxschuer, voorts een grote, schonen hoff en daeraen gelegen sternhos etc.; wesende de andere parcelen buiten die beleninge daervan afgesplit; opgedragen door Heilwig van Bronkhorst, douariere van Thienen, 21 Julij 1725 ten behoeve van Adriaen van Lynden, die daermede beleent is, 13 Oct. 1725.
Idem en Stephania Anna Amarantha van Vitinghof gen. Schel, egtelieden, laten approberen de acte van togtmakinge den 27 November laestleden gepasseert, 6 Decemb. 1726.
Idem draagt dit leen op aan Otto Derk van Randwijk, die daer weder mede beleend is, den 28 April 1739.
De oomen en voogden van de minderjarige kinderen 2) van Otto Derk van Randwijk en Clara Margaretha Mackay, in leven ehelieden, beleend sijnde, dragen hetselve op ten behoeve van Walraad Coenraad van Hulst, 10 Aug. 1756.
Idem uyt kragt van dien afstand beleend, 12 Aug. 1756.
Idem en Petronella Josina Rhobart, ehelieden, verbinden dit leen voor vijfduysend guld. ten behoeve van Jacob Tarée en Susanna van Haarnsbergen, ehelieden, en haren erven, 28 Aug. 1756.
Idem en desselfs vrouw voornoemt dragen dit leen op ten behoeve van Godert Adriaen van Randwijk en Sophia Carolina Constantia van Bylandt, ehelieden, 29 Meert 1763.
Deselve uyt kragt van dien afstand beleend, 31 Meert 1763.
Deselve dragen het leen op aan Steven Walraven van Randwijk, die daar weder mede beleend is, 6 Febr. 1765.
Idem en Carolina Diana Bigot, ehelieden, laten hare réciproque tugtmakinge van den 5 November 1784 approberen en registreren, 8 Decemb. 1784.
1) Zie 3, blz. 5.
2) Carel en Anna Theodora Louise (Leenakte).
|
|