Historische Kring Bemmel


Terug naar bronnen




Bronnen: Leenakteregister: Afgesplit van 86a. 86a § 6. BEMMEL.


    Een hofstede met enig toebaxland, groot omtrent ene mergen, edog so groot en klein als deselven bij Geurt Marcus althans in pagtinge gebruikt word, waerbij gehoren veertien opgaende essebomen, sonder meer, beswaert met een roede dijk, sijnde de benedenste in twee roeden dijx in n°. tien onder Doornik gelegen, voorts met twe gulden tien stuivers in de ordinaris verpondinge, alsmede amtsen dorpslasten, tienden en andere herenschattingen, behorende 't schuerke bij dese hofstede staende niet de vrouwe douariere van Thienen, maer den pagter Geurt Marcus voors. toe; alsook een hofstede, groot ongeveer een halve mergen, dog so groot en klein als deselve althans bij Willem Meuleman in pagtinge gebruikt word, etc., met meerderen - uit de beleninge self te sien; gelijk mede een hofstede daerop volgende, ook groot een halve morgen, met agthien opgaende hoornen, beswaerd met de derde volgende roey landdijk in het voorschr. blok in n°. vijf onder Doornik; en laestelijk een hofstede daer wederom op volgende, groot als vooren, met agthien opgaende boomen, beswaerd met een roede drie voet landdijk onder Bemmel, n°. honderd veerthig; als een bijsonder leen ende afgespleten van het adelijke huis en havesate genaemt de Pol, ten Zutphense regten leenroerig, opgedragen door

Heilwig van Bronkhorst, douariere van Thienen, aen Peter Rootbeen, die daermede beleent is, 21 Julij 1725.

Idem draagt de laatste twe hofsteden op aan Anthony Hopman en Johanna van Raay, ehelieden, die daar weder mede beleend sijn, 25 Julij 1747.

Idem na bekomen approbatie van 't magescheyd van den 18 Febr. 1763 beleent met dit leen, gelijk tselve hem uyt dien hoofde en door dode van sijn vrouw aangekomen is, 29 April 1763. Idem draagt dit leen op aan Steven Walraven van Randwijck, die daar weder mede beleend is, 26 Julij 1765.

© HKB 2006 | a3